donderdag, oktober 25, 2007

Methodiek Haltertraining (deel 2)

Naast gewichtheffen in wedstrijdverband wordt gewichtheffen ook toegepast binnen andere takken van sport als trainingsmiddel binnen hun krachttrainingsprogramma. De kennis van bepaalde technisch-methodische factoren vanuit het specifieke gewichtheffen helpt de coach/trainer uit andere sporten een doelgericht krachttrai­ningsschema samen te stellen.
Voornamelijk ontwikkeling van de totale strekketens in het lichaam (voor veel sporten de prestatiebepalende/beperkende keten) wordt door dit trainingsmiddel positief beïnvloed.
Gewichtheffen draagt bij aan een harmonische ontwikkeling van de musculatuur als ook van
de maximaal- en snelkracht. In tegenstelling tot geïso­leerde bewegingen wordt bij het gewichtheffen/hal­teren een appèl gedaan op de zgn. inter-musculaire coördinatie (samenwerking tussen spieren; agonisten/antagonisten/synergisten).

Daarbij komt dat gewichtheffen geen gecompliceerde en vaak kostbare apparatuur nodig heeft.

De methodiek en techniek van de halteroefeningen.


In de oefenstof voor haltertraining komen 2 haltervormen naar voren welke deel­structuren in andere vormen te herkennen zijn namelijk -Trekken (en voorslaan) –Stoten (=voorslaan en uitstoten)

Richter ordende de methodiek van het tillen van een halter als volgt:
1. Het versnellen van het gewicht tot een optimale snelheid.
2. Het hergroeperen van lichaamsdelen t.o.v. het gewicht en het actief onder de halter zakken.
3. Het afremmen van het gewicht welke op dat moment naar beneden wil, het stabiliseren van het gewicht in een hurk- of zgn. zithouding gevolgd door het strekken van de benen tot stand.

Bij het aanleren van haltertechnieken is het gewenst met de volgende regels reke­ning te houden:
Van eenvoudig naar gecompliceerd, van licht naar zwaar, van bekend naar onbe­kend, van hoofdzaken naar bijzaken. De oefening moet in een volgorde worden geleerd, waarin de sporter/-ster zich de noodzakelijke vaardigheden snel eigen kan maken.
Methodisch kan op twee manieren te werk gaan namelijk van beneden naar boven of van boven naar beneden. In onze aanpak beginnen we met het aanleren van de uit­gangshouding en werken dan vervolgens van boven naar beneden.

We onderscheiden een zestal fasen in de methodiek:
1. Aanleren uitgangshouding voor de trekbeweging.
2. Aanleren kniebuiging in trekpositie met gestrekte armen.
3. Aanleren ophaalbeweging (zgn. pull) en onderhurken.
4. Aanleren ophaalbeweging + voorslaan.
5. Aanleren technisch trekken of voorslaan.
6. Aanleren voorslaan en uitstoten (= stoten).

1. Aanleren uitgangshouding voor de trekbeweging.
De uitgangspositie ligt ten grondslag aan alle bewegingen waarbij het gewicht van de grond 'wordt geheven. Het is ook de positie waarin men terugkeert als men gewicht laat zakken. Het op een juiste manier omhoog of omlaag brengen van gewichten is niet alleen van fundamenteel belang voor de sport maar ook voor het dagelijkse leven. Om vooral rugklachten te voorkomen zal men bepaalde technieken moeten aanleren alvorens verder te gaan. Omdat in onze methodiek het relatief lichte gewicht van onder naar boven moet worden gebracht, beginnen we met het aanleren van deze begin-/uitgangshouding.

Uitgangshouding Voorslaan Uitgangshouding Trekken